
Zomer in Trois-Ponts, Belgische Ardennen, ergens begin jaren 90. Een totaal verregend Scoutingkamp liep op z’n eind, de wandelroute was soppend volbracht. De temperatuur was een graad of dertien, de energie nul en het humeur min drie. Nog twee daagjes pretpark, een terrasje pikken, uit eten, en dan naar huis. Maar een terrein voor twee nachten… dat hadden we nog steeds niet gevonden.
En toen was daar die oude pater die ons uitnodigde bij hem te logeren. Maar dat was nog wel een kilometer of zes verder. En om nú, in de invallende duisternis, zo’n eind nog te gaan lopen… Ah non. Dát gingen de jongens niet doen! (mopper-de-mopper). Hadden wij dit als begeleiders van hen geëist, dan waren we onderweg ongetwijfeld ergens in een frituur gesmeten.
De oude pater wist een oplossing. “Bon. Je port vous avec ma voiture”. Eh… de hele groep erheen brengen? In dát auto’tje?

Ja hoor. In dát auto’tje, een zesdehands Citroën AX. De oude pater tufte zeven keer heen en weer, met steeds 3 drijfnatte pubers ín zijn voiture, en 3 loodzware rugzakken op de imperial.
En nu hoor ik jouw zeggen: “Een hele groep puberboys. Jaaa… Die wil zo’n oude pater maar ál te graag ‘helpen’, zeker en vast...”
Olé olá

Mais non. Dat is jouw dirty mind. De oude pater beschikte over een huis dat uit twee complete woningen bestond, gescheiden door een centrale gang. Waarschijnlijk ooit gebouwd voor twee pastoors die samen een parochie runden. Zelf ging ie linksaf, en wij kregen de woning rechts van de gang. Hij bracht nog wel een paar kistjes zwaar Belgisch bier. Waardoor die avond enkele jongens van nog-lang-geen-achttien voor het eerst van hun leven op de tafel dansten. En “Olé, olá!” blêrden, de kreet uit ‘Liefde voor muziek’ van Raymond van het Groenewoud. Een grote hit dat jaar.
Daarna trok de oude pater zich…eh… terug.
De laatste dagen werd het eindelijk zonnig, droog en warm. Waarna onze hele club met de Ardennenboemeltrein naar Maastricht tufte, en met de NS vrolijk huiswaarts keerde.
Op een klein stationnetje

En dat brengt mij op de titel van dit verhaal, de ‘Coniferenkegelaar’. Die Coniferenkegelaar was ík, en dat zit zó.
In het verhaal over de Franse villa kon je lezen dat we bij koud en winderig weer uiteraard liever niet op een station overnachtten. Maar de laatste avond voor vertrek graag dicht in de buurt wilden zijn. Om de (gereserveerde) trein de volgende ochtend niet te missen.
In de hete zomer van 1993 sliepen we wél op het stationnetje vanwaar we de volgende ochtend naar huis zouden treinen.
Dit moest geen probleem zijn, met de zwoele nachten die zomer. De begeleiders vervulden de rol van nachtwakers. En kwamen er al snel achter… dat er een ánder probleem was.

Namelijk: zwervers. Sommigen van hen bedelden wat om sigaretten, en schuifelden dan weer verder.
Maar één kwam steeds terug, en deed erg vervelend. Daar waar de oude pater nog Zijne Kuisheid himself geweest was, begon deze ranzige wandelende wiskyfles… obsceen te doen. Een beetje handtastelijk. Naar de jongens toe. En wie aan hén kwam…die kwam aan de begeleiders.
Nu moet je weten dat een van mijn collega-begeleiders nog wel eens een heethoofd kon zijn. Zelfkennis is een schone zaak. Dus deze collega dacht: “Ik trek me even terug voordat ik mijn zelfbeheersing verlies. Laat Maarten dit maar even psychologisch verantwoord oplossen…”
Coniferen
Maar ook aan Maarten’s geduld komt een eind. Tot verbijstering van iedereen vloog er plotseling een zwerver door de lucht, dwars door een rij coniferen heen. Om met donderend geraas buiten zicht op een plastic terras te landen. Tafels, stoelen en parasols vielen om met een enorm kabaal. En Maarten sprak de later nog vaak geciteerde woorden “kan iemand even kijken of hij nog beweegt?...”
De vliegende zwerver kon zó goed bewegen, dat hij zich haastig uit de voeten maakte. We hebben hem die nacht niet meer gezien. Enkele jongens zetten het terras weer overeind, en Maarten heette vanaf dat moment de Coniferenkegelaar.

Op mijn eerstvolgende verjaardag kreeg ik van de groep twee mooie coniferen-in-pot. Voor het geval dat ik nog eens ooit de onbedwingbare neiging zou krijgen om iemand uit de situatie te verwijderen. Had ik in ieder geval alvast twee boompjes om hem tussendoor te kegelen…
Maarten
